HET BOEK VAN WHITLEY STRIEBER Door: Paul Harmans Mei 2005 Nog
een boek uit mijn boekenkast: ‘Contact’ van Whitley Strieber. Als je echter Striebers boek leest, dan blijkt hij een van de weinige auteurs te zijn die iets wezenlijks heeft toe te voegen aan het ontvoeringsfenomeen. Zo heeft hij - om suggestieve beïnvloeding bij zijn behandeling te voorkomen - bewust naar psychologen gezocht die neutraal stonden op het terrein van de ontvoeringen. Strieber had bewuste herinneringen aan vreemde wezens, onderzoeken en vermiste tijd en had wat onverklaarbare littekens. Hij wilde echter meer weten en kwam dat ook te weten door middel van hypnose. Als je leest hoe men daarbij te werk is gegaan, dan kun je niet anders dan beamen dat er beslist op wetenschappelijke wijze is gewerkt en suggestieve vraagstelling absoluut werd uitgesloten. Strieber onderging een test met een leugendetector die hij glansrijk doorstond. Weten we het nog? Dan Burisch werd voor mafketel en bedrieger uitgemaakt omdat hij niet aan de leugendetector zijn verhaal wilde bevestigen – Burisch had het overigens best wel willen doen, maar was door omstandigheden niet in staat om te komen – maar de mensen die wel een positieve test hebben ondergaan worden evenmin geloofd, dat blijkt wel in het geval van Strieber. Dus wat is de toegevoegde waarde van een dergelijke test? Strieber filosofeert diepgaand over de mogelijkheden en gaat niet bij voorbaat uit van buitenaardse bezoekers. Hij komt met een aantal mogelijke verklaringen die één ding gemeen hebben en dat is dat ze allemaal net zo vreemd in de oren klinken als de buitenaardse hypothese. Zijn voorkeur gaat uiteindelijk echter toch uit naar het idee dat het een buitenaardse beschaving is, die met een bedoeling – die Strieber niet als verderfelijk beschouwd, maar waarvan voor ons de ware aard nog steeds verborgen ligt – mensen ontvoert en er verschillende onderzoeken op pleegt. Hij pleit dan ook voor een open houding ten opzichte van het fenomeen en vraagt om een objectief wetenschappelijk onderzoek. Helaas, zijn boek is geschreven in 1986, bijna 20 jaar geleden en er is nog niets wezenlijks bereikt op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar het ontvoeringsfenomeen. Behalve dan het volgende: Psychologen van het Goldsmiths College (de universiteit van Londen) vingen begin 2004 aan met een blik te werpen op dit controversiële gebied. De studie wordt ondernomen door professor Chris French, hoofd van de anomalistisch-psychologische sectie van de vakgroep psychologie aan Goldsmith. Vorig jaar juli (2004) zouden de voorlopige resultaten bekendgemaakt worden, maar men liet op die datum weten nog wat meer tijd nodig te hebben om de studie af te ronden. Afgelopen januari heb ik Chris French via een e-mail gevraagd of er al wat tastbaars te melden was. Hij antwoordde mij dat het onderzoek nog liep, maar dat binnen een paar maanden het rapport zou uitkomen en ik stond op de lijst van mensen die het toegestuurd zouden krijgen. Tot nu toe heb ik nog niets ontvangen en ik begin mij voorzichtig af te vragen wat er aan de hand is. Misschien zijn French en zijn kompanen op iets gestuit dat zij nooit voor mogelijk hebben gehouden en vragen zij zich vertwijfeld af hoe zij het de buitenwereld gaan vertellen en dan voornamelijk de vele sceptische collega’s binnen de wetenschappelijke gemeenschap. Chris French staat bekend als een min of meer gedreven scepticus op het gebied van UFO’s en de aanverwante fenomenen. Voordat hij aan het onderzoek begon waren er al mensen die twijfelden of dat onderzoek wel zo objectief was als men beloofde. Feit is wel dat French enkele onderzoekers heeft aangetrokken die positief tegen het ontvoeringsfenomeen aankijken, hij heeft dus wel degelijk de indruk willen wekken dat het een onbevooroordeelde studie zou worden. Ik wacht met spanning af of er binnenkort iets te melden valt door French en zijn team.
De waarheid achter het gordijn Door: Whitley Strieber Uit Strieber’s boek: ‘CONTACT een waargebeurd verhaal’
Het heeft er alle schijn van dat ik een uitgebreide ontmoeting heb gehad met intelligente niet-menselijke wezens. Maar wie dat kunnen zijn en waar ze vandaan komen…? Zou er echt zoiets bestaan als UFO’s? Moeten we toch geloven in het bestaan van kabouters of kwade geesten… of buitenaardse bezoekers? Eerst dacht ik dat ik bezig was gek te worden. Maar ik werd ondervraagd door drie psychologen en drie psychiaters en onderging een batterij van psychologische tests, ik werd neurologisch onderzocht en ik bleek in alle opzichten normaal te zijn. Er werd mij ook een test met een leugendetector afgenomen door iemand die daar dertig jaar ervaring in had en ik kwam er glansrijk doorheen. De hele kwestie van vliegende schotels en buitenaardse wezens had mij altijd koud gelaten; ik beschouwde ze als verzinsels die eenvoudig te verklaren waren als gezichtsbedrog of hallucinaties. Maar wat ik hier van moest denken? De bezoekers marcheerden plompverloren het leven binnen van een onverschillige scepticus. Later ontmoette ik een groot aantal mensen die ongeveer dezelfde ervaringen hadden gehad. De meesten van hen waren psychisch stabiel. Ze behoorden niet tot een bepaald deel van de bevolking, maar vormden een dwarsdoorsnede van de Amerikaanse maatschappij. Ik ben, onder vele anderen, een wetenschapper, een politieman en een federale ambtenaar tegengekomen die dit soort ontmoetingen hadden gehad. In mijn geval waren er getuigenissen en lichamelijke gevolgen die moeilijk ontkend konden worden. Óf er zijn inderdaad buitenaardse bezoekers op onze planeet, óf de menselijke geest creëert iets dat op een ongelooflijke wijze dicht bij een concrete realiteit komt. Wat het ook is, de huidige wetenschap kan het niet verklaren. Ik weet hoe het voelt en hoe het er uitziet bij die bezoekers. Ik weet hoe ze klinken, hoe het er ruikt. Ik ken hun gedrag en hun uiterlijk. Ik weet misschien ook iets over de reden waarom ze hier zijn en wat ze van ons willen. Meldingen van ontmoetingen met niet-menselijke wezens zijn geen nieuw verschijnsel: de geschiedenis ervan gaat duizenden jaren terug. Wat nieuw is in deze tweede helft van de twintigste eeuw, is dat de ontmoetingen een intensiteit hebben bereikt die nooit eerder is voorgekomen. Wat er met mij gebeurde, was angstaanjagend. Het leek volkomen reëel. De herinnering die ik eraan heb, is volkomen normaal. Het meeste kon ik me al herinneren voordat ik gehypnotiseerd werd om het oproepen van herinneringen te vergemakkelijken. Er wordt veel de spot gedreven met mensen die zeggen dat ze met buitenaardse bezoekers in contact zijn geweest. Men heeft ten onrechte gesteld dat hun herinneringen een bijwerking zijn van hypnose. Dat is niet waar. De meesten van hen hadden eerst hun herinneringen en lieten zich daarna pas hypnotiseren om het proces van herinneren een handje te helpen. Spotten met hen is even verfoeilijk als lachen om de slachtoffers van verkrachting. We weten niet precies wat deze mensen ondergaan, maar wat het ook is, aan hun reacties te zien hebben ze een grote persoonlijke schok ervaren. En de maatschappij keert hen de rug toe, aangevoerd door de beroepssceptici die uit onderbewuste angst liever hun ogen sluiten. Andere, meer verantwoordelijke wetenschappers, zijn terecht bezorgd dat een serieus onderzoek naar het raadsel van de UFO’s en mogelijke buitenaardse bezoekers de wetenschap kan voeren tot dwaalstudies van niet-bestaande fenomenen. Vanuit het oogpunt van menselijk gedrag alleen al kan dit onbekende echter niet meer als niet-bestaand worden beschouwd. Er is echt iets aan de hand en verstandige mensen dienen er hun ogen niet voor te sluiten. In plaats daarvan dienen we het onbekende met een heldere en onbevangen nieuwsgierigheid tegemoet te treden. En als we dat doen, gebeurt er iets vreemds: het onbekende verandert. Het raadselachtige wonder van de menselijke geest knipoogt vanuit het duister naar ons terug en er is weer een kleine stap voorwaarts gezet op weg naar waarlijk begrip. Ik leed onder mijn ervaring. Anderen leden eronder en lijden er nog steeds onder. Het is zeer belangrijk dat er een goede hulpverlening op gang komt voor hen die deze ervaring meemaken. Het spotten moet ophouden. Ik schaam me om te zeggen dat ik me er in het verleden ook aan heb schuldig gemaakt, op zijn minst indirect. Wat de UFO’s betreft was ik het eens met de sceptici. Ik kijk langs de twee hoge bogen van de ramen van mijn kantoor naar de nachtelijke hemel. Bijna tot in het topje van de bogen gloeien de wolken van het licht van Manhattan. In het topje heerst duisternis en die trekt me aan. Ik ben niet alleen bang en verward, om eerlijk te zijn ben ik ook nieuwsgierig. Ik wil weten wat daarginds gebeurt. Terwijl ik kijk, wordt de nachtelijke hemel een beetje donkerder. Mensen die de bezoekers hebben gezien, spreken over kleine wezens met ogen die tot in je diepste wezen lijken door te dringen. En die ogen vragen om iets, of misschien eisen ze het wel. Wat het ook is, het is meer dan alleen maar informatie. Het doel lijkt niet te zijn de ondubbelzinnige en open gedachtewisseling die wij misschien verwachten. Wat deze wezens ook mogen zijn, ze hebben heel wat anders voor. Mijn indruk is, dat ze op zoek zijn naar de diepste diepten van de ziel; ze zoeken contact. Whitley Strieber schrijft in een volgend hoofdstuk ook over de sceptici en met name over de Amerikaanse beroepsdebunker Philip J. Klass, het grote voorbeeld van de Nederlandse stichting Skepsis. Strieber schrijft over een UFO-waarneming waarbij een object van meer dan duizend meter doorsnede werd waargenomen het volgende:
Philip J. Klass, een bekende hekelaar van onverklaarde UFO-waarnemingen, beweert dat de mensen waarschijnlijk ‘een reclamevliegtuig’ hebben gezien. Klass was destijds redacteur van Aviation Week and Space Technology, een tijdschrift dat bekend staat om zijn griezelige vermogen om primeurs te bemachtigen van het ministerie van defensie over geheime ruimtevaartprojecten. Klass schrijft ook voor een tijdschrift waar ik vroeger wel van hield: The Skeptical Inquirer. Op grond van mijn eigen ervaringen begin ik echter te vermoeden dat in het geval van deze zinsbegoocheling de scepsis verder wordt doorgevoerd dan redelijk of raadzaam is. (Blz. 31 en 32.) In zijn nawoord schrijft Strieber: Uitslag
leugendetector De brief waarvan gerept wordt in de testresultaten werd op 17 oktober 1986 aan Laurendi geschreven en handelde over mijn ervaringen die ik me vóór de hypnose herinnerde. De reden waarom ik de leugentest deed was om de lezers ervan te overtuigen dat ik oprecht denk dat ik de dingen die ik in dit boek beschrijf gezien heb. Het is geen verzinsel en er komt geen verzonnen woord in voor. Mijn positieve resultaat met de leugendetector bewijst geenszins dat mijn herinneringen correct zijn, maar het bevestigt wel dat ik zo goed ik kon heb beschreven wat ik gezien heb. Testresultaten:
2.
Bent u bereid naar waarheid te antwoorden? 3.
Hebt u het expres zo gepland om vandaag met Halloween een leugentest
te doen? (N.B.: Laurendi vermoedde dat hij misschien het slachtoffer
was van een practical joke, een begrijpelijke reactie gezien de toevallige
samenloop van de datum en de aard van mijn ervaring.) 4.
Bent u lid van een of andere sekte? 5.
Gelooft u dat die dingen met u gebeurd zijn op 4 oktober 1985, die u
in uw brief van 17 oktober 1986 beschreef? 6.
Hebt u ooit valselijk informatie achtergehouden vóór 1984? 7.
Gelooft u dat die dingen met u gebeurd zijn op 26 december 1985, zoals
omschreven in uw brief gedateerd 17 oktober 1986? 8.
Behalve toen u acht jaar oud was, hebt u ooit gehallucineerd vóór
1984? (N.B.: Ik had een hallucinatie tijdens een koortsaanval toen ik
acht was.) 9.
Woont u in New York? 10.
Gelooft u dat die dingen met u gebeurd zijn op 15 maart 1986, zoals
omschreven in uw brief gedateerd 17 oktober 1986? 11.
Hebt u vóór 1984 ooit in uw eigen voordeel gelogen? 12.
Gelooft u dat die dingen met u gebeurd zijn eind maart 1986, zoals omschreven
in uw brief gedateerd 17 oktober 1986? (Dit sloeg op de naald die in
mijn neus werd gestoken en mijn bezoek aan de dokter om de wond te laten
onderzoeken.) 13.
Hebt u ooit tegen iemand gelogen in een zakelijke aangelegenheid vóór
1984? 14.
Hebt u gelogen tegen de mensen die u ondervroegen over de vier punten
die we hier besproken hebben? 15.
Bent u freelance schrijver? 16.
Hebt u ooit gelogen tegen iemand die u vertrouwde vóór
1984? 17.
Hebt u ooit hallucinogene middelen gebruikt? 18.
Hebt u ooit zonder toestemming van een dokter een medicijn ingenomen
dat alleen op voorschrift verkrijgbaar is? N.B.: Sommige controlevragen bevatten de tijdsaanduiding ‘vóór 1984’ om mijn antwoorden daarop duidelijker te onderscheiden van de omringende sleutelvragen. Ze impliceren niet dat mijn antwoorden aangaande de periode na 1984 anders zouden hebben geluid.
|